Welkom op de nieuwspagina

Kopen op lijfrente : wat moet je ervan weten?

Als je een huis of appartement op lijfrente koopt betaal je aan de verkoper veelal een éénmalige vaste som (dat noemt men het boeket). Daarnaast betaal je aan de verkoper ook een periodieke uitkering (vaak een welbepaald bedrag per maand).  Deze periodieke uitkering moet je in principe betalen tot de verkoper overlijdt.


Totale prijs onzeker.

Op het moment dat je op lijfrente koopt weet je dus niet hoeveel je uiteindelijk moet betalen voor wat je koopt. Je weet namelijk niet hoelang de verkoper zal  leven. Overlijdt de verkoper sneller dan wat zijn gemiddelde levensverwachting was op het moment van de koop dan doe je vaak een goede zaak. Leeft hij langer dan betaal je veelal teveel. Men noemt een lijfrentecontract dan ook een ‘kanscontract’. Je hebt m.a.w. de kans om een goede zaak te doen maar je riskeert uiteindelijk ook te veel te moeten betalen.

Koop je van een zieke verkoper, dan kan de overeenkomst naderhand soms in vraag worden gesteld. Dit is meer bepaald zo als de verkoper binnen de 20 dagen na het contract overlijdt aan een ziekte die hij al had op het moment van de verkoop. Ook als er een manifeste disproportie is in de kansen op winst of verlies van koper of verkoper is het contract niet geldig.


De ene verkoop is de andere niet.

Wil je kopen onder lijfrente, dan is het belangrijk op voorhand goede afspraken te maken met de verkoper. Zo kan je overeenkomen wie het genot heeft van het onroerend goed zolang de verkoper leeft. Hou er rekening mee dat je allicht een stuk meer zal betalen als jij als koper het genot krijgt dan dat de verkoper dit voor zichzelf houdt. Je kan eveneens een maximumduur koppelen aan de lijfrente. Zo kan je bv. afspreken dat de betaling alleszins eindigt als de verkoper 90 jaar wordt of dat je maximaal gedurende bv. 15 jaar moet betalen.  Zijn er meerdere verkopers spreek dan af wat er gebeurt als er één van hen overlijdt. Moet je dan verder betalen en zo ja hoeveel (het ganse maandelijkse bedrag, de helft daarvan, …).

Het is al eveneens belangrijk de implicaties te kennen van alle clausules die in het contract staan. Zo kan er bv. in de overeenkomst vermeld worden dat ze wordt ontbonden als je de maandelijkse vergoeding niet op tijd betaalt en dat de verkoper in dat geval opnieuw eigenaar wordt zonder dat hij ook maar iets aan jou moet terugbetalen. Lees het contract dan ook grondig na voor je dit tekent en doe een beroep op een eigen notaris die je kan adviseren. Onderhandel met de verkoper om nadelige clausules te schrappen.

Hoe beoordeel je de prijs?

Om de uiteindelijke vraagprijs te beoordelen moet je de waarde van het onroerend goed kennen. Indien de verkoper zich het vruchtgebruik wil voorbehouden (wat vaak het geval is) moet je rekening houden met de waarde van het pand in naakte eigendom. Krijgt je zelf dadelijk het genot dan moet je de waarde in volle eigendom nazien.

Vervolgens moet je de verwachte levensduur van de verkoper bekijken. Hou er tevens rekening mee dat je door de maandelijkse betalingen het voordeel hebt dat je de koopsom niet dadelijk op tafel moet leggen. Door de spreiding in de tijd kan je je geld langer behouden waarbij het nog kan ‘opbrengen’. Je moet eventueel ook geen krediet afsluiten bij een bank.

Je bankier of notaris kan je helpen bij deze oefening. Weet overigens dat niet alle kandidaat-kopers bereid zijn te kopen onder lijfrente. De lagere vraag kan zijn invloed hebben op de prijs en de onderhandelingsmarge die je als koper hebt.

Registratierechten? 

Bij de aankoop van een onroerend goed op lijfrente ben je registratierechten verschuldigd.  Deze rechten zijn dezelfde als diegene die je verschuldigd bent bij een gewone verkoop (die niet op lijfrente is). In Vlaanderen betaal je dus veelal 10 % registratierechten op de normale verkoopwaarde van het onroerend goed.  In Brussel en Wallonië bedragen de registratierechten 12,5 %. Koop je als particulier, dan moet de verkoper geen belastingen betalen op de periodieke uitkeringen die je aan hem betaalt.




Bron : Roularta publicaties vlan

Woonbehoeftes blijven groot in België" (Confederatie Bouw)

dinsdag 18 maart 2014 om 16u14



Door de groeiende bevolking, de vergrijzing en de gezinsverdunning moeten we blijvend aandacht hebben voor de uitbreiding van het aantal woningen. Om de gezinnen op een comfortabele en betaalbare manier te huisvesten, moeten we dus werk maken van een echte upgrade van ons woningbestand, zegt de Confederatie Bouw in een reactie op de demografische vooruitzichten van het Planbureau.

"Om woningen betaalbaar te houden, moeten we blijvend werk maken van een uitbreiding van het woonaanbod", zegt Robert de Mûelenaere,
gedelegeerd bestuurder van de Confederatie Bouw. "Daarvoor moeten we ook blijven inzetten op nieuwbouw. Anders halen we de doelstellingen niet
die de demografie ons oplegt. De woonvoorraad in België is kleiner dan we vaak denken: het aantal huizen per 1.000 inwoners ligt met 465 ruim onder het Europees gemiddelde."

"België heeft een beperkte oppervlakte en dus moeten we extra creatief zijn, door onder andere meer bouwgronden op de markt te brengen,
door woonverdichting toe te passen, door afbraak-heropbouw te stimuleren, door bouwen toe te staan in woonuitbreidingsgebieden of door
bestaande woon- en niet-woongebouwen te verbouwen", stelt de Confederatie. "Onze woningen van de toekomst moeten ook aangepast zijn aan
de veranderende bevolking: onze gezinnen worden kleiner en we worden met zijn allen ouder. Dat heeft gevolgen voor het type woning
waaraan in de toekomst een behoefte aan is."

In vergelijking met andere landen heeft België een oud vastgoedpatrimonium. "Meer dan 60 procent van de Belgische woningen dateert van voor 1970. Ons energieverbruik ligt ook veel hoger dan in andere landen", aldus de Mûelenaere. De uitdagingen voor de toekomst zijn groot, zegt de confederatie.
"Ons woonaanbod moet betaalbaar zijn, kwalitatief en aangepast aan de noden en vereisten van vandaag. We zullen dus moeten blijven bouwen, maar ook op een andere manier: energiezuinig, goedkoper, kleiner
en toegankelijk." ( Bron Belga)


E60-woning verbruikt een derde minder energie dan E100-woning


© Thinkstock

Op lange termijn zou dit een besparing van meer dan 100.000 euro kunnen opleveren in vergelijking met bestaande woningen. Dat schrijft de Vlaamse Confederatie Bouw.

De VCB heeft berekend dat een woning met een E60-peil op lange termijn ongeveer een derde minder energie verbruikt dan een E100-woning.
Op haar beurt verbruikt een E60-woning op lange termijn ongeveer 40% meer energie dan een E40- en ongeveer 60% meer energie dan een E30-woning. Woningen uit de jaren 70 die niet geïsoleerd zijn, verbruiken meer dan vier keer meer dan een E100-woning, althans als de bewoners hun ganse woning verwarmen. De facto verwarmen de bewoners dan slechts enkele kamers om de energiefactuur betaalbaar te houden. Op die manier boeten zij wel fors in op wooncomfort.

De VCB raadt kandidaat-bouwers daarom aan een nieuwe woning te bouwen en voor zover als mogelijk een zeer energiezuinige woning. Belangrijk is ook dat je bij een bank uitdrukkelijk het energiepeil van de woning in kaart brengt.

Over 30 jaar loopt de energiebesparing op tot meer dan 100.000 euro. Dit niet enkel door het energiezuinig huis, maar ook door nog andere premies en vermindering van de onroerende voorheffing die voor woningen met een hoog E-peil niet gelden. (LVR)

Bron : Trends vastgoed.

Budget 2014 voor sociale woonleningen nu al op


Het budget voor sociale leningen voor 2014 is na enkele maanden al zo goed als op. 'Door de crisis kennen banken steeds moeilijker een lening toe', reageert het kabinet van Vlaams minister van Wonen Freya Van den Bossche (SP.A).


© Reuters

Het geld voor sociale woonleningen voor dit jaar is na amper een paar maanden al zo goed als op. Vlaams minister van Wonen Freya Van den Bossche (SP.A) wil extra geld, maar N-VA-minister van Begroting Philippe Muyters vraagt een audit. Dat schrijven Het Nieuwsblad en De Standaard.

Vorig jaar haalden het Vlaams Woningfonds (VWF) en de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW), de twee instellingen die de goedkope leningen verstrekken, nipt de herfst. Nu halen ze amper de lente. Vorig jaar werd beslist het budget voor dit jaar op te trekken van 700 naar 814 miljoen euro. Maar het aantal aanvragen blijft stijgen.

Philippe Muyters: 'Niet zomaar blanco cheque uitschrijven'

Op het kabinet-Van den Bossche verwijzen ze naar de economische crisis: De banken doen almaar moeilijker om een lening toe te kennen. De voorwaarden voor een sociale woonlening zijn dan ook een stuk gunstiger dan op de privémarkt. Niet enkel liggen de tarieven veel lager, het is ook mogelijk om voor het volle pond te lenen. Vlaams parlementslid Mercedes Van Volcem van oppositiepartij Open VLD vindt dat er dringend meer geld moet komen.

Ook minister Van den Bossche vindt dat begrotingsminister Muyters extra geld moet vrijmaken. Die laatste is daar niet happig op. "Wij gaan niet zomaar een blanco cheque uitschrijven. Het zou een beter idee zijn om een deftige audit te houden van de manier waarop het Vlaams Woningfonds werkt".                        ( Bron Belga/AVE)


'Vastgoed staat aan de vooravond van een fundamentele switch'

woensdag 05 maart 2014 om 10u39

Tegenwoordig gaat alle aandacht nog naar de energie-efficiëntie en -prestaties van gebouwen. De volgende stap wordt energiezuinige constructie. Dat heeft ook gevolgen voor het bestaande vastgoed.

© Thinkstock


Moeten er nog kantoren gebouwd worden? Na lezing van de editie 2014 van het Overzicht het kantorenpark, een recent werkstuk van citydev.brussels (de nieuwe naam van de GOMB) en de directie Studies en Planning van Brussel Stedelijke Ontwikkeling, lijkt enige twijfel daarover toch op zijn plaats. De studie legt de vinger op de zere plek van de grote structurele leegstand in de Brusselse kantoorwijken. “Blijvende leegstand komt in alle wijken voor en er is onvoldoende vraag om die leegstand weg te werken, ook in de wijken met recente kantoorgebouwen. Zo is 73 procent van de lege kantoren in de Noordwijk al meer dan drie jaar beschikbaar”, luidt het.

Op de woningmarkt is leegstand veel minder een probleem. Integendeel, de bevolkingstoename en de gezinsverdunning zetten druk op de markt. Die krapte verhult echter dat ook daar een onderliggend probleem is van een grotendeels verouderd patrimonium. En ook daar beperkt de problematiek zich niet tot de stokoude panden. Ook woningen uit de jaren zeventig, tachtig of negentig zijn soms in grote mate gedateerd.

Renoveren en herbestemmen

Gelukkig hebben we in België verstand van renoveren. De prestaties en het comfort van een oude woning of een dito kantoor moeten na een grondige renovatie vaak niet onderdoen voor die van de nieuwste producten op de woning- of kantoormarkt. Peter Garré, gedelegeerd bestuurder van het consultancybureau voor de vastgoedsector Bopro, merkt echter op dat de economische levensduur van onze gebouwen verkort door strengere regelgeving, snel veranderende technologie en nieuwe inzichten en wensen.

“De structuur van een gebouw gaat normaal makkelijk meer dan vijftig jaar mee. Dat is nog altijd zo. Maar de economische levensduur van de technieken neemt af, zeker bij kantoorgebouwen. Vroeger was twintig à dertig jaar in dat segment geen probleem, nu is dat veeleer vijftien jaar. Ook de houdbaarheidsdatum van de afwerking en de inrichting staat onder druk. De klassieke vijftien jaar haalt men nog zelden, en vaak is het zelfs minder dan tien jaar.”

Die druk op de (economische) levensduur van onze gebouwen zou moeten leiden tot gebouwen met een structuur die meer flexibiliteit toelaat, zodat het gebouw ook nog een toekomst heeft als de technieken en de inrichting al zijn afgeschreven

Energiezuinige constructie

Peter Garré meent dat de vastgoedsector de impact van de strengere regelgeving en de grotere bewustwording rond energieprestaties nog onderschat. Volgens Garré staat de vastgoedsector aan de vooravond van een fundamentele switch. De aandacht zal verschuiven van energie-efficiëntie en -prestaties naar energiezuinige constructie.

Peter Garré: “Volgens data van de The Royal Institution of Chartered Surveyors is de gebruiksfase van een gebouw vandaag goed voor zo’n 80 procent van de totale CO2-uitstoot, tegenover slechts 20 procent bij de oprichting van een gebouw. Maar dankzij de strengere regels vermindert de uitstoot in de gebruiksfase met 80 procent en zal de verhouding evolueren naar vijftig-vijftig. Daardoor zal de focus verschuiven naar het verminderen van de CO2-uitstoot door andere keuzes in het bouwconcept, het bouwproces en het materiaalgebruik. En die switch verhoogt opnieuw de nood aan flexibele gebouwen. De structuur moet het mogelijk maken op een eenvoudige manier de functie te wijzigen: vandaag een labo, over vijftien of twintig jaar een kantoor, een school of een sporthal.” (LV)

Bron Trends Vastgoed